Leo Raget

Short stories

De Morning After Manager

 

Vandaag is de dag dat ik meer mijnen onschadelijk heb gemaakt dan het aantal keren dat ik de koning heb geholpen met vreemdgaan. Ramon en ik gaan na zonsopgang nog even door. Ik heb hem niets verteld van mijn zojuist bereikte mijlpaal. Ons doel deze week is een safe lane maken tussen twee dorpen in de Colombiaanse jungle. De smalle paadjes moeten plaats maken voor de ‘weg der verzoening’, maar zijn bezaaid met landmijnen. En niemand van de voormalige rebellen zegt te weten waar ze zouden liggen.
Morgen komen de ratten en wordt ons werk minder gevaarlijk. Hamsterratten van soms wel een halve meter groot, getraind om springstof in de grond te ruiken. Dieren die geen faalangst kennen en tevreden zijn met een beetje bananenmoes. Zoogdieren die eindelijk iets goeds kunnen. Net als ik nu.
In de schemering hoor ik onder mijn voeten een mechanische klik. Een drukmijn van het type dat pas ontploft zodra je je gewicht verplaatst. Niemand heeft ooit zonder verminkingen zo’n landmijn overleefd. Door het grote bloedverlies overleeft het slachtoffer het zelden.
Zonder te aarzelen haalt Ramon een opgerolde rol kevlar uit zijn rugzak. Hetzelfde spul waarmee je in luttele seconden een kogelvrijscherm kunt opzetten. We hebben het nooit getest. ´Haal je vest uit de auto, Ramon. Alsjeblief.´
Hij schudt zijn hoofd en rolt de kevlar uit. Op het moment dat ik spring moet Ramon de kevlar-rol in een vloeiende beweging onder mij brengen. Met gevaar voor eigen leven, want de scherven kunnen hem ernstig verwonden. Als onze zelfbedachte constructie tenminste werkt.
Ramon kijkt me aan met een glimlach die zowel angst, verdriet als berusting kent. Hij telt langzaam af van drie naar één.
‘Tres, dos, uno. Go!’
Ik spring zo hoog als ik kan en zie in slow motion Ramons zwaaiende beweging. Er klinkt een doffe knal. Pijn, de smaak van bloed in mijn mond. Dan wordt alles zwart.


Dus zo voelt het als je leven voorbijtrekt. Ik was een rat, een fixer. Eentje die veertien jaar lang de seksuele escapades van de koning tot een goed einde wist te brengen.
Tot het tijdens de 5.814e keer misging.


Mijn leven voor mijn ontmoeting met koning Agustin was simpel en ingewikkeld tegelijk. Al op mijn dertiende wist ik dat ik op jongens viel. Ik besefte ook hoe zeer dat een vloek en een schande zou zijn voor mijn ultraconservatieve katholieke familie. Een familie die al generaties hoge militairen afleverde voor het Spaanse leger.
Het viel niet mee om als negentienjarige deze mannenwereld te weerstaan. Ik leerde al snel om er discreet mee om te gaan. Je moest eens weten hoeveel keurig getrouwde driesterrengeneraals nog steeds in de kast blijven. Drie jaar lang had ik me helemaal uitgeleefd. Totdat ik De Ware ontmoette.
Zijn naam doet er niet meer toe. Hij stierf in Afghanistan, waarschijnlijk door eigen vuur. Ik was destijds magazijnmeester in een voorstadje van Madrid en kreeg op een dag bezoek van luitenant Rayman. Een rijzige tien jaar oudere man met een grote snor, die ik wel eens eerder was tegengekomen in het circuit. Twee dagen later zat ik tegenover koning Agustin.
Tot mijn eigen verbazing bood hij nog geen 24 uur later mij de baan aan van koninklijke privésecretaris. Volgens hem had mijn voornaam de doorslag gegeven voor de benoeming. Mijn naam betekent ‘beschermer van de koning’. En ik was de vierde en laatste generatie van Baltasaren.


Rayman werkte mij in en drukte me na drie dagen met de neus op de feiten. De 43-jarige koning Agustin was seksverslaafd, iets dat uiteraard het publiek niet mocht weten. De koningin was op de hoogte, maar had eieren voor haar geld gekozen. A. wilde zich niet laten steriliseren en weigerde ook een condoom te gebruiken, beide zouden volgens hem ten koste gaan van zijn mannelijkheid. Rayman wist te vertellen dat A. op zijn veertiende was ontmaagd door een Italiaans prinsesje en sindsdien wekelijks met zeven tot tien verschillende dames – geen meisjes godzijdank – het bed deelde.
Mijn gepensioneerde en inmiddels geëmigreerde voorganger had geprobeerd de bedpartners onder de duim te houden door ze een geheimhoudingsverklaring te laten ondertekenen en met smaadprocessen te dreigen. Twee mensen waren fulltime bezig om te checken of een van de dames zwanger was geraakt. Dan volgde onherroepelijk een abortus.
Het moest anders en zo bedacht ik De Procedure. Mijn rol begon zodra de dame de slaapkamer verliet en Rayman haar naar mij begeleidde. Uit haar dossier en mijn eerste waarnemingen maakte ik op of ze een wolvin of een schaap was. De gevaarlijkste was het wolvin in schaapskleren. Mijn inschatting had het gelukkig zelden bij het verkeerde eind.
‘Dit is jouw en alleen jouw persoonlijke ervaring. Koester ze tot in het graf.’ De eerste woorden die ik tegen de onschuldigste categorie uitsprak. Menig schaap sloeg vervolgens een kruis en knikte gedwee.
De meeste wolvinnen kwamen hautain over en deden alsof ze niet luisterden als ik ze verzocht om discretie en het door mijn voorganger gebruikte geheimhoudingsdocument op tafel legde. De vurigste wolvin spuugde er ooit op en keek me met priemende ogen seconden lang aan. In de loop der jaren had ik De Procedure voor wolvinnen – in al hun vermommingen – geperfectioneerd.
De vuurspugende blik veranderde zienderogen als ik het geheimhoudingsdocument verscheurde en met mijn vingers knipte. Een collega-lijfwacht van Rayman kwam vervolgens de kamer binnengelopen en werd door mij voorgesteld als de raadsheer van het koninklijk huis. Het enige wat de beste man hoefde te doen was gezag en onderdrukte woede uitstralen, terwijl ik dreigde met een mogelijke rechtszaak wegens smaad die niet alleen haar, maar hele familie zou bezoedelen.
De laatste stap in De Procedure was voor zowel schapen als wolvinnen hetzelfde. Ik gebood ze een morning after pil in te slikken en liet een lijfwacht controleren of ze deze daadwerkelijk hadden doorgeslikt. De Procedure leidde tot mijn bijnaam: morning after manager.
Je vraagt je ongetwijfeld af hoe een normale, weldenkende in de kast zittende homo zich kon verlagen naar beschermheer van een seksverslaafde koning, iemand ook met de morele diepgang van een vloeipapiertje en die in al die jaren die ik voor hem had gewerkt hoogstens tweehonderd woorden met mij heeft gesproken.
Natuurlijk deed ik het ook voor volk en vaderland. Het waren onrustige tijden. Tijdens de langdurige economische en sociale crisis waren er meerdere terroristische aanslagen en was sprake van jarenlange droogte jarenlang in het zuiden. Volgens conservatieve media was in die jaren het enige baken van rust en reinheid het koningshuis.
Maar ’s lands eer was niet wat mij op de been hield. Mijn werk was mijn verdoving. Ondanks de lange uren was er ruimte voor een studie economie en zag ik mezelf in een niet al te verre toekomst werken in een leuke baan in een ruimdenkende samenleving. Londen, Amsterdam of Berlijn misschien.


Rayman had de onhebbelijke gewoonte om A’s bedpartners een beoordelingscijfer te geven. Toen hij voor het eerst kennismaakte met Pigalle Khegay vertelde hij me dat zij in de zeer zeldzame buitencategorie thuishoorde. ‘Ze heeft simpelweg alles,’ luidde zijn korte analyse. ‘Behalve een compleet dossier,’ antwoordde ik. Volgens onze bronnen was Pigalle drieëntwintig jaar en de dochter van een berooide Spaanse edelvrouw die vijfentwintig jaar geleden de liefde had gevonden bij een Oezbeekse oliebaron. De social media lieten het jetset-leven van Pigalle zien, die pas sinds enkele jaren in Zuid-Europa verbleef, nadat ze in Chili was afgestudeerd in communicatiewetenschappen.
De surveillancecamera’s toonden een in een zwarte cocktailjurk gehuld kindvrouwtje met Bambi-ogen die met een verrassend scherpe blik in de nauwelijks zichtbare camera wist te kijken. Mijn inschatting van een wolvin in schaapskleren lag voor de hand. Eentje ook die weinig te verliezen had en veel te winnen.
Vier uur later zat ze zwijgzaam tegenover in een afgelegen vleugel van het zomerpaleis. Ik kon niets van haar gezicht lezen, behalve dat ze er nog steeds onberispelijk uitzag. Aan niets was te zien dat ze zojuist Iets Groots en Ondeugends had meegemaakt, terwijl A. van te voren zichtbaar onder de indruk was geweest van haar verschijning en zich ongetwijfeld had uitgesloofd.
Ik zette de Procedure uiteen terwijl ze me onbewogen bleef aankijken. Ik besloot het geheimhoudingscontract niet voor haar ogen te verscheuren, maar beperkte me tot het inschakelen van de zogenaamde advocaat. Rayman speelde die avond de rol van advocaat. Toen hij vastberaden van de deur naar mij liep, zag ik hoe haar hoofd in een rechte lijn Rayman volgde. Alsof ze een camera op haar schouder droeg. Op dat moment viel alles op zijn plaats. Het waren haar oorbellen.
Niet veel later bleek dat Pigalle twee geavanceerde minicamera’s in haar oorlellen had laten plaatsen. Alle beelden vanaf haar eerste ontmoeting met A. werden opgenomen. De zender achter de onthulling had zelfs haar oorlellen laten botoxen, zodat de stijfheid zorgde voor een stabiele beeld- en geluidskwaliteit. De dubbele camera’s zorgden bovendien voor een 3D-effect, maar daarvoor moesten kijkers extra betalen.
Ze sprak haar laatste woorden in de livestream toen ze een close up maakte van de dichtslaande deur. ‘Ik heb duizend keer meer zelfrespect dan jullie allemaal.’
Een oneliner die de eindmontage nooit heeft gehaald.

Wat doet het koningshuis wanneer vierentwintig uur later de eerste beelden van Pigalle wereldnieuws worden? Dat het team van Rayman en ik nog de volgende dag werden overgevlogen naar Paraguay zal u waarschijnlijk niets verbazen. Onze rol was uitgespeeld en vlak voor vertrek was ik nog getuige van de aankomst van de partners van een peperduur PR-consultancybureau. Zo’n bureau dat de Holocaust voor Hitler zou weten te positioneren als een uit de hand gelopen gebeurtenis ‘waar onze cliënt geen actieve herinnering van heeft.’ Hun boodschap kwam neer op beperken en isoleren, aangezien ontkennen nutteloos was. Nadat de privacy van de koning 48 uur werd gerespecteerd, hield A. een korte persconferentie waarin hij spijt betuigde, vergiffenis van zijn gemalin had gevraagd én had gekregen. Tijdens de uitzending hield de koningin zijn hand vast en pinkte een denkbeeldige traan weg.
Twee weken later werd de hele gebeurtenis praktisch ongecensureerd uitgezonden en laaide de mediastorm weer op. Er volgde een korte verklaring die sprak van drie dames waarmee A. sinds zijn huwelijk de horizontale mambo had gedanst. Zodra het koninklijk overspel uit het brandpunt van de belangstelling dreigde te raken, volgde weer een onthulling. Drie jaar later vertoonde de koning zich nauwelijks meer aan het publiek en had een journalist van de zogeheten serieuze media mij opgespoord in een Chileens kustdorpje. Hij bood me honderdduizend euro voor mijn verhaal en vijf procent van de toekomstige royalty’s. Ik barstte in lachen uit bij het horen van dat laatste woord.
Toen ik zijn aanbod met een handdruk accepteerde, besefte ik dat ik mijn waardigheid terug moest vinden en snel.
Die vond ik terug toen ik wist hoe je in de grond een elektromagnetisch veld kon maken. Voor het vinden van mijnen. Heel veel niet ontplofte landmijnen.

Het geld van het media-imperium gebruikte ik voor een nieuwe identiteit en het volgen van een training landmijnen vegen. Het werk was me op het lijf geschreven. En er lag meer dan genoeg werk. Nog steeds liggen er meer dan honderd miljoen landmijnen in de grond. Anti-personeelmijnen om precies te zijn. Een van de meest laffe oorlogswapens die je voor kunt stellen.
Zijn doel is louter om soldaten serieus te verwonden aangezien een gewonde meer aandacht opeist dan een dode soldaat. Hij is goedkoop, kost nog geen twee dollar. Het aantal zwaargewonde en dodelijke slachtoffers ligt ieder jaar tussen de 15.000 tot 20.000 mensen. In Colombia ligt 13% van het totale landoppervlak bezaaid met landmijnen.
De stap van golddiggers onschadelijk maken naar landmijnen verwijderen ervoer ik als niet bijster groot. Als ontmijner zet ik deminer zet ik sinds enkele jaren iedere dag mijn leven op het spel. De metaaldetectoren zijn niet feilloos en registreren niet de plastic coating van vlindermijnen.
Mijn eerste veegklus was in de Colombiaanse jungle met Ramón als mijn mentor. Ramón komt oorspronkelijk uit Cuba en is tien jaar ouder dan ik. Tot zijn vijfentwintigste heeft hij honderdduizenden mijnen gelegd in Afrika en Zuid-Amerika. Daarna deserteerde hij. De eerste keer dat we elkaar kusten was op een door rum benevelde avond. Net als ik had hij iets goeds te maken. Net als ik vond hij het ironisch dat we vanaf morgen weer met ratten gaan samenwerken. Echte deze keer, geen menselijke.
De afgelopen vier jaar hadden we iedere dag ons leven op het spel gezet. De locals gaven ons eten en een overnachtingsplek. Sociaal contact was er nauwelijks. Het was goed zo.
Vandaag begon als iedere dag totdat ik Ramon koortsachtig hoorde aftellen.
‘Tres, dos, uno. Go!’
De duisternis voelde als een bevrijding.

Ik voel water in mijn gezicht. Mijn oren suizen en mijn rechterpols heeft een diepstekende pijn. Ik kijk in Ramons bezorgde ogen. Op zijn shirt zit een grote bloedvlek aan de linkerkant van zijn buik.
‘¿Está todo bien?,’ vraagt hij met een gepijnigde blik. Hij drukt met zijn vrije hand op de plaats van de bloedvlek.
De adrenalinestoot doet me opstaan. Ik grijp zijn hand en we lopen naar de auto honderd meter verderop. Onderweg stop ik om een flinke tak op te rapen.
Terwijl ik de ehbo-doos open zie ik in de weerkaatsing van de autoruit Ramon in elkaar zakken. Nadat ik met duct tape mijn pols heb gespalkt buig ik me over Ramon en sla hem in zijn gezicht.
‘Vamos,’ zegt hij met een zwakke stem en strompelt naar de andere kant van de auto. Op de bijrijdersstoel breng ik een verband aan op de diepe snee in zijn wond, Ik vraag hem om de schone handdoek er tegen aan te drukken.
Het volgende moment druk ik het gaspedaal in. Ik kijk Ramon aan en we zien strijdlust en hoop in onze ogen weerkaatsen.
‘5.814 minas, amigo!’
‘A partir de mañana será más fácil.’ Vanaf morgen wordt het makkelijker.
Ik knik.
Morgen komen de ratten.
Morgen begint er weer een nieuw leven.