Leo Raget

Short stories

Een eerlijke fout (2, slot)

3 januari, 11.30 uur 

Ik lig in bed met een slaaptekort van minstens drie dagen. De operatie kan nu elk moment losbarsten. Het begint met een ingelaste nieuwsuitzending en moet eindigen met world wide damage control. De woorden van mijn handler. Kourosh is net als ik al jarenlang officieel met pensioen, maar nu zijn we weer van stal gehaald. Ons hogere doel is hetzelfde als iedere andere geheime dienst: behoud zo onzichtbaar mogelijk de wereldvrede, wat er ook voor nodig is.

Nog nooit zijn er zo weinig oorlogen geweest en niet eerder heersten zoveel doorgeslagen machtshebbers over de grootste landen van de wereld. Al met al zijn we niet veel verder als in de Koude Oorlog, maar daar moet je de burgers van deze wereld niet mee lastig vallen. Ergens hebben de mensen in Iran het nog nooit zo goed gehad. Het probleem voor onze machtshebbers is dat elke Iraniër beseft dat met een beetje meer vrijheid en onafhankelijkheid ieders leven een stuk aangenamer wordt.

De geest van vrijheid is niet uit de fles. Nog niet. Zijn hoofd kijkt nieuwsgierig om zich heen en ziet dat andere landen het beter hebben. Het is de slang om zijn nek en middel die hem in de fles houdt. Onze religieuze en militaire leiders zijn nog steeds in staat het volk te onderdrukken en iemand voor het minste of geringste te executeren. Het gevecht om onze mindset hebben ze echter verloren, onze ziel wordt ieder jaar onafhankelijker. De fabels over een verenigde halve maanregio ten spijt. Ja, een machtsblok van Libanon tot hier klinkt goed, maar het zou machtshebbers alleen maar oorlogszuchtiger maken.

De grootste promotor voor de halve maanregio is een volksheld. Iemand die nog geen half jaar geleden ongrijpbaar was voor de machtigste landen in de wereld. Een soldaat-generaal die met bloed en eer in guerrilla-stijl was uitgegroeid tot een mythische verlosser, een favoriete zoon van de profeet. Een opportunist ook, iemand die naar gelang de omstandigheden samenwerkte met de Russen, de Irakezen en zelfs de Amerikanen. Zijn volgende stap zou het presidentschap kunnen zijn. Dan moet je uit je schuilplaats komen. Iedere maand vliegt hij hetzelfde rondje in de halve maan-landen. Zijn bondgenoten lopen met hem weg en zijn vijanden …

Op TV verschijnt een geëmotioneerde verslaggever. Er is een aanslag gepleegd. Een drone heeft de soldaat-generaal en enkele Iraakse bondgenoten gedood. Een laffe, oneervolle aanslag door een moreel zwak land. De wereld staat op het punt een kruitvat te worden.

Ik kijk naar de visums op mijn nachtkastje. Ik sluit mijn ogen en denk aan een ongeschreven les voor spionnen. Blik nooit terug. Het verleden is niets meer dan een nutteloze herinnering.

Waarschijnlijk ben ik net zo fout geweest als wijlen de soldaat-generaal. Deze keer is het gelukkig voor het laatst dat ik een nuttige idioot de dood in ga sturen. Twintig jaar lang was ik de vrouw van Kourosh en organiseerde op universiteiten met wisselend succes ondergronds verzet. Het meeste succes kreeg ik ironisch genoeg met mijn zelfgemaakte hazelnootpasta. Op het hoogtepunt verkocht mijn fabriekje meer dan 100.000 potten. Dankzij toevoeging van een vleugje Perzisch saffraan.

Vorige maand stond na jaren Kourosh voor mijn deur. Hij bleek nog steeds alles over mij te weten. Via hem heb ik eergisteren de eigendomspapieren van mijn fabriekje overgedragen aan een staatsbedrijf in ruil voor visa voor Behrams familie. Ik vraag me af of ze de whiskystokerij gaan ontmantelen. De economische malaise in ons land had mijn hazelnootpastafabriekje al de nek omgedraaid. Zonder Iraanse olie konden weinig mensen mijn zoetigheid nog kopen. De verkochte whisky – eveneens met een vleugje saffraan – leverde mijn vier medewerkers en mij nog wat geld op. Het was de whisky die me op het spoor van Behram bracht. De man had geen idee wat hij in zijn dronkenschap allemaal prijs gaf.

Behram moet de komende dagen een eerlijke fout maken. Eentje die hij naar alle waarschijnlijkheid met zijn leven moet betalen. Ik kan nu niets anders doen dan afwachten en hopen. Als hij faalt dan volstaat een telefoontje naar een anoniem gebouw in een buitenwijk van Teheran. Dan is het over en sluiten voor zijn familie en zijn zus.

Je bent een spion tot je sterft. Ik voel me oud, vies en machteloos.
Behram, red de wereld. Voor je familie en die oude vrouw die nog één keer haar best heeft gedaan om de vrede te bewaren.
Tegen elke prijs. 


Woensdag 9 januari, 05.00 uur AM 

Dit is onze vijfde nacht in de Tor sinds de dood van de generaal. Pajam, de radarspecialist en ik wisselen elkaar om het uur af. We zijn doodop. Siavush, onze chauffeur, wordt ieder uur wanhopiger. Zijn beide broers waren eergisteren bij de uitvaart van generaal Soleimani. Het enige officiële nieuws dat we ontvingen was dat de begrafenis met een dag werd uitgesteld. Op de social media gonsde het van berichten over een stormloop. De moskee en laatste rustplaats van Soleimani zouden bestormd zijn door een rouwende menigte, met tientallen – misschien wel honderden - doden als gevolg.

Gisteren heeft de regering het internet uitgezet. De laatste sms’jes die we ontvingen hadden een vertraging van bijna twee uur. Ondanks de privacy van zijn chauffeurscabine zit hij de meeste tijd bij ons. Het stinkt inmiddels in onze cabine van zeven kubieke meter tjokvol apparatuur. De smartphone van Siavush vibreert. Hij leest het bericht op zijn scherm met opengesperde ogen. Het volgende moment smijt hij zijn mobieltje op de ijzeren vloer en stormt de Tor uit. Pajam raapt het toestel op en toont mij het berichtje op het kapotte scherm. De broers van Siavush worden al twee dagen vermist.

Siavush is een domme bruut van begin dertig, lid van de Basij-knokploeg. Ik zou eigenlijk met hem te doen moeten hebben als de oude dame mij niet iedere drie uur een berichtje stuurt. De afgelopen dagen heeft ze mij onder de naam Freya zowel geprobeerd te bedreigen als te verleiden. Het begon via Telegram met een attachment van een buitenlandse krant waarin een gezin van vijf werd opgehangen wegens vermeende spionage. De jongste was amper veertien.

‘Niemand wil dat dit zijn familie overkomt. Jij alleen kunt ze nog de vrijheid geven. Verwijder dit bericht meteen.’

Drie uur later verscheen er op het schermpje van mijn smartphone een foto van een groot vrijstaand huis met een carport en twee palmbomen. Het stond For Sale en het tekstbericht luidde dat ‘onze vrienden ieder moment voor je familie kunnen gaan bieden’.
‘Verwijder dit bericht meteen.’

Haar psychologische oorlogsvoering maakte me stilaan radeloos. Na iedere dreiging kwam ze met een verleiding. Het was zo doorzichtig. Er bestaat een kans dat ze bluft, maar een stemmetje in mij spreekt het tegen. Hoe kon ze anders weten dat er iets ergs ging gebeuren? Ik slik de laatste amfetaminetablet door en hoor iemand op de cabinedeur bonzen.

Pajam doet open en we zien Siavush met een bloedend gezicht in de opening staan. Met een stomme grijns op zijn gezicht vertelt Siavush dat hij een rots kopstoten heeft gegeven. Terwijl Pajam de wond van Siavush ontsmet, neem ik zijn plaats in en kijk naar het beeldscherm. Het luchtruim van zo’n twaalf vierkante kilometer boven ons is verlaten. Vanuit mijn ooghoeken zie ik hoe Pajam Siavush wat wiet en tabak geeft en met zijn beschadigd mobieltje weer naar buiten stuurt. De duisternis in.

Pajam is halverwege de twintig en de jongste van ons drieën. Hij is stil en slim, de beste radarspecialist met wie ik tot nu toe heb samengewerkt. De enige van ons drieën die niet stinkt naar zweet en voor zover ik weet de enige die geen amfetamine of peppers slikt. Ik weet niet wat er in dat hoofd van hem omgaat. Dat hoef ik ook niet te weten. Zeker nu niet, want de Amerikaanse vergeldingsaanval kan elk moment beginnen.

De communicatie van Defensie is schaars. Zodra het internet wordt uitgezet, hapert het defensienetwerk. Niemand weet waarom, maar het gebeurt gewoon. Het laatste bevel van het hoofdkwartier is van drie uur geleden en stelde dat de Tor’s in de opperste staat van paraatheid moesten zijn vanwege Operatie Martelaar Soleimani. Onze machthebbers worden voorspelbaar. Nog geen uur nadat Soleimani was begraven vuurden we raketten af op Iraaks-Amerikaanse doelen. 

Pajam en ik zitten verdomme al vijf dagen en nachten onafgebroken te staren naar een radarscherm. In onze ogen weerkaatst de groene golf die iedere twee seconden met de klok mee het luchtruim boven ons aftast. De Tor kan een vijandelijke raket in drie seconden onderscheppen.

Mijn mobieltje vibreert in mijn binnenzak, maar ik weiger het bericht te lezen. Tja, ik moest van de oude dame de wereld redden, mijn familie in veiligheid brengen en o ja, mezelf opofferen. Zo niet, dan zou het einde oefening zijn voor mijn familie en mij. Ze zou me nu eens moeten zien. Afgestompt en stinkend naar ingedroogd zweet, hoogstens nog in staat om de knop in te drukken. Om het land te beschermen tegen de Amerikanen met hun eerloze drones en hun vrijstaande huizen met grote tuinen, zwembaden en jacuzzi’s.

De cabinedeur van de Tor wordt opengesmeten. Met zijn mobieltje omhoog gestoken kijkt Siavush ons woedend aan. ‘Ze zijn allebei dood!’ Nog voor ik het besef slaat hij met een grote tak tegen de apparatuur aan. Ik omklem met beide armen zijn bovenlijf. ‘Wil je ons allemaal dood hebben? Beheers jezelf!’

Ik begeleid Siavush naar buiten, loop terug de cabine in en geef hem het laatste restje saffraanwhisky. Siavush knikt en loopt richting het bosje, opgeslokt door de duisternis.

‘Blijf niet te lang weg. We kunnen je ieder moment nodig hebben.’

In de cabine kijkt Pajam bezorgd naar de IFFI. Een van de belangrijkste apparaten van de Tor en niet toevallig ook het vaakst gerepareerd. De Identification of Friend and Foe Interrogator doet precies wat zijn naam aangeeft. Behalve als een door verdriet overmande Iraniër er zojuist met een flinke tak op heeft staan meppen.

‘De ontvangstmodule is total loss,’ zegt Pajam. Hij kijkt me droogjes aan. ‘Ik hoef je niet te vertellen wat dit betekent.’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Alles wat ons met de snelheid van het licht vanuit het westen nadert, kunnen we nog steeds onderscheppen.’

Pajam heeft gelijk. Het enige wat we kunnen doen is wachten. De kans blijft groot dat er niets gebeurt en we misschien binnen een dag terug kunnen keren naar de basis.
En dan?

Op het radarscherm naast ons klinkt het geluid van een scherpe ping. Pajam en ik kijken naar de felgroene stip op het scherm.

‘Het is geen raket.’

‘Eerder een toestel dat aan het opstijgen is. Uit zuidelijke richting.’ Ik kijk Pajam verbaasd aan.

‘Denk jij wat ik denk?’

‘Het internationale vliegveld is nog steeds open.’

‘Is dat een goed teken?’ zeg ik hardop.

‘Als burgertoestellen gewoon mogen vliegen, dan denken ze dat er geen raketten komen. Toch?’

‘Of het zijn soldaten die naar het noorden vliegen?’

‘Verdomme, deed de IFFI het nu maar.’

Er spookt van alles in mijn hoofd. In gedachten zie ik mijn zus gedegradeerd worden tot verpleegster. Mijn dochters gehuld in chardor, getrouwd met fundamentalisten en aan huis gekluisterd. Ik zie hoe domme fanatici zich hysterisch op het lijk van de generaal storten. Ik kijk naar mijn spiegelbeeld dat een wijsvinger naar zijn mond brengt.
Daar praten we hier niet over. Nu niet, nooit niet.
Ik leg mijn wijsvinger op de knop, voel mijn hand trillen.

‘Behram, wat doe je?,’ fluistert Pajam.

Staat onze wereld echt op ontploffen? Als Amerika ons aanvalt, krijgen we misschien steun van Rusland. Zou China dan aan onze kant staan? Ik, Behram, zoon van Jahan, heb nu de keuze tussen kwaad en erger. Ik zal er hoe dan ook met mijn leven mee betalen. Over twintig seconden is het toestel buiten bereik.

‘Behram?’

Mijn hand trilt. Ik kijk naar Pajam, naar zijn uitdrukkingsloze gezicht.

Ik sta op het punt een burgertoestel uit de lucht te schieten. Als ik op de knop druk, dan bereikt de raket in vijf seconden zijn doel. Hoeveel mensen zullen sterven? Zeventig, honderd, misschien tweehonderd? Mensen die ik niet ken, uit landen waar ik nooit geweest ben.

Ik kan dit niet. Ik wil het niet op mijn geweten hebben. Als in slowmotion haal ik mijn hand van de knop en sta op.

Pajam duwt me ruw opzij en drukt zonder te aarzelen de knop in. Boven ons horen we een kort oorverdovend gerommel, gevolgd door een langgerekte woesj.
Ik kijk hem verbijsterd aan. ‘Wat heb je in vredesnaam gedaan?’

Op het gezicht van Pajam verschijnt een mysterieuze glimlach. Zonder iets te zeggen kust hij me vol op de lippen.

‘In wat voor land leven we als we niet onszelf kunnen zijn, Behram? Mijn enige fout hier is dat ik op mannen val.’

Sprakeloos kijk ik toe hoe Pajam zijn uitrusting verruilt voor een donkerblauwe parka en een spijkerbroek.

‘Ik moet nu gaan. Er wacht een visum op mij. Het gaat je goed, Behram. Je bent een goed mens.’ 

-x-x-x- 

Het miezert in de laatste minuten van mijn leven. Voor mij hangt Siavush aan een hoogwerker met een donkere vlek rondom zijn kruis. Tot zijn laatste adem schreeuwde hij uit onschuldig te zijn. Iedere aanwezige op dit afgelegen terrein van de kazerne twijfelde er niet aan. Siavush moest boeten voor zijn nalatigheid, niets meer en niets minder. Zijn familie was ook niet bij machte zijn executie af te kopen.

In een afgelegen hoek liggen zakken met ongebluste kalk. Iedereen op de kazerne wist ervan, maar niemand zei iets. Niemand sprak erover als er weer omgewoelde aarde aan de rand van het terrein lag. In de verte graven mijn voormalige collega’s een kuil.

De strop wordt strak om mijn nek getrokken. De wraps om mijn handen worden nog een keer gecontroleerd. De tweede hoogwerker komt in beweging en de haak bungelt voor mijn gezicht. Ze draaien me om en maken de haak vast.

Ik ben net zo schuldig aan de dood van de 176 onschuldige slachtoffers als Pajam. Ik wil dood, ik moet dood. Als de oude dame nu naast me zou staan, had ze me ingefluisterd dat ik trots op mijn daad moet zijn. Het neergehaalde vliegtuig is al met al een bescheiden offer voor het behouden van de wereldvrede. Net zoals ik een nietige executie zal zijn in de geschiedenis van mijn land.
Ik kijk ze recht in de ogen. De man met de meeste strepen op zijn uniform, de imam, de man die met zijn smartphone alles filmt. Iedereen.
Ik kijk niet meer weg. 
Noem het misplaatste lef of de veel te laat geactiveerde trots van een wegkijker. Het kan mij allemaal niets meer schelen.

Een kwartier geleden schoof iemand een halve liter whiskyfles onder de wand van het toilet. Zonder iets te zeggen nam ik een flinke slok en genoot van de nasmaak van saffraan. ‘Je familie is veilig,’ sprak een fluisterstem.
Ik kijk het gezelschap voor de laatste keer aan. ‘De geest komt uit de fles.’ Ik kijk omhoog en voel de regendruppels op mijn gezicht.
‘Er zit vrijheid in de lucht.’