Leo Raget

Short stories

Aufmunterung

Ruim tachtig jaar geleden

Terwijl de damp in de badkamer langzaam optrok, ontwaarde Edmund Forster de contouren van zijn toekomstige moordenaar. De man, gekleed in een lange donkere overjas en een gleufhoed, zat op de toiletpot. Op zijn schoot lag een pistool. Langzaam hief hij zijn hoofd op en maakte oogcontact met Forster. Hij had blauwe ogen. Uiteraard.

De spieren rondom zijn mondhoeken zorgden voor een grijns die tussen superioriteit en onverschilligheid in lag. Forster beoordeelde de man als een klassieke psychopaat, maar diep van binnen hoopte hij dat zijn dertig jaren ervaring als psychiater er naast zouden zitten.

‘Uw waarde is sinds een maand verdrievoudigd, Herr Doktor.’ De man had een jongensachtige stem. ‘Blijkbaar hebben uw bezoekjes aan Parijs indruk gemaakt.’

Forster keek de man zo stoïcijns mogelijk aan.

‘Excuses, ik had me moeten voorstellen.’ De man tipte zijn hoed omhoog. ‘Noemt u mij Hartmann. Zal ik u een geheimpje verklappen? Aan de zijkant van een stalen dossierkast, ergens op de derde verdieping van ons hoofdkwartier, hangt een lijst met namen. Achter iedere naam staat een bedrag. Daarnaast is ruimte om je initialen in te vullen.’

Hij fronste zijn wenkbrauwen. ‘Ik denk dat zo’n twintig mensen het bestaan van de lijst kennen. Niet meer en niet minder. Het is natuurlijk absoluut ondenkbaar dat onze machtshebbers, met hun principes en waarden, geld zouden zetten op het hoofd van hun vijanden. Op de dag dat uw naam op de lijst kwam heb ik mijn initialen geplaatst achter de toen nog bescheiden waarde. Ik hoef u niet te vertellen waarom.’

Forster probeerde verbaasd te kijken.

‘Kom, kom, Herr Doktor, wees niet zo bescheiden. Al het papierwerk mag dan weliswaar vernietigd zijn maar de kennis zit nog steeds in uw hoofd. En daarom gaat u mij vertellen hoe u het voor elkaar heeft gekregen. Wat is úw geheim? Wat heeft u vijftien jaar geleden precies gedaan?’

Forster strekte zijn rug en streefde ondanks zijn badjas naar zoveel mogelijk decorum. Vroeger had hij de jongeman kunnen wijzen op zijn beroepsgeheim en was daarmee de kous af. De tijden waren veranderd. Helaas. ‘Mijn geheim – als je het zo wilt noemen – neem ik mee het graf in. Schiet me gewoon neer en strijk je beloning op. Schrijf je initialen achter een nieuwe naam totdat er niemand meer over is.’

Hartmanns grijns liep van oor tot oor. ‘Misschien hebt u gelijk, misschien ook niet, maar ik geef u een keuze. Binnen een kwartier keert uw familie terug van bezoek. Uw lieve, trouwe vrouw met haar twee zoons. De oudste lijkt sprekend op u. Hoe oud is hij, dertien, veertien? Ik kan u een zelfmoordbriefje laten schrijven. Eentje dat begint met hoe u het diep van binnen te erg voor woorden vond om uw eigen gezin te doden. U zag helaas vanwege uw naderende ontslag en ander onheil geen andere uitweg meer.’

Forster zette twee stappen in de richting van Hartmann. Met zijn wijsvinger spande hij de trekker aan en richtte het pistool op de psychiater.

‘Wat is er vijftien jaar geleden precies gebeurd, Herr Forster? Hoe heeft u het voor elkaar gekregen?' 

Edmund Forster schraapte zijn keel en ging op de rand van de ingemetselde badkuip zetten. 'Toen ik hem betrapte zat ik ietwat verscholen in de duisternis van mijn werkkamer. Ongeveer net als jij nu.'


Hij had geen andere keus dan de jongeman aan de praat te houden. In gedachten keerde hij terug naar zijn laatste weken in de kliniek. Sinds enkele dagen was er toen hoop geweest, maar net als zovelen kon hij het nog nauwelijks bevatten. Een maand eerder was hij getrouwd, met de liefde van zijn leven, in een land – nee, een wereld – die in puin lag. Veertig was hij. Jong genoeg om een gezin te stichten en om zijn steentje bij te dragen aan zijn nog jonge vakgebied. Het liet onverlet dat hij de beste jaren van zijn leven had moeten besteden aan slechts één psychologische aandoening en korporaal 4372 was hierop geen uitzondering geweest. Forster had waarschijnlijk meer Kriegsneurotiker gezien dan goed voor hem was. Toen hij op een avond laat iemand aan het deurslot van zijn behandelkamer hoorde morrelen, deed hij de lamp uit en ging in het duister naast de kachel zitten.

Even was Forster verbaasd toen hij bij het schijnsel van de lucifer de korporaal herkende. De korporaal was zich niet bewust van hem, schoof de dossierkast open en zocht naar een dossier. Hij stak een tweede lucifer op en begon zijn dossier door te lezen. Forster wachtte met kuchen tot de lucifer bijna was opgebrand.

Feitelijk was zijn patiënt niet eens een korporaal, maar een Gefreiter, een soldaat eerste klas, niet bevoegd tot het geven van enig bevel over wie of wat dan ook. Toen gisteren eindelijk Duitsland capituleerde werd 4372 plotseling blind. Alweer.

Zijn eerste ‘aanval’ van blindheid dateerde van een maand eerder toen de frontlinie opschoof en de bunker waar hij verbleef zwaar onder vuur kwam te liggen. Het gebruikelijke beleid was om dergelijke simulanten zo ver mogelijk van het front even te laten bijkomen om ze daarna zo snel mogelijk terug te sturen. Bijna iedereen die hij behandelde was een pseudopatiënt en vaak nam hij niet eens de moeite hun naam te onthouden.

Het enige dat 4372 bijzonder maakte was dat hem een hoge militaire onderscheiding voor getoonde moed was toegekend. De korporaal had Forster vorige week verteld hoe de bevelhebbers en enkele ondergeschikten in het ondergrondse commandocentrum per abuis door hun eigen artillerie onder vuur werden genomen. Omdat de telefoonlijnen het niet meer deden, moest iemand het dodelijke front trotseren om de kanonnen te laten stoppen. De korporaal deed naar eigen zeggen enkel zijn plicht toen hij dwars door het front met gevaar voor eigen leven de artilleriepost bereikte. De ontvangen boodschap was kristalhelder en binnen enkele minuten waren de kanonnen niet meer op het eigen leger gericht. Niet veel later ontving korporaal 4372 het IJzeren Kruis voor getoonde moed.

Het probleem was volgens Forster dat de man, ondanks zijn twijfelachtige onderscheiding, bij terugkomst aan het front weer terug zou vallen in de rol van lafaard. En een nieuw probleem was dat er geen front meer was. De behoefte van patiënt 4372 om terug te willen keren naar een verdwenen hel maakte hem een psychopaat met hysterische trekken.

Op het juiste moment schraapte Forster zijn keel. De korporaal slaakte een ingehouden kreet en verbrandde zijn vinger. ‘Wilt u zo vriendelijk zijn het licht aan te maken?’ 4372 trok aan het touwtje van de bureaulamp. De man was 29 met een tamelijk grote snor maar had verder een onopvallend voorkomen. In zijn blik las Forster zowel woede als angst.

‘Vanwaar de lucifers, korporaal. Ik dacht dat u niet rookte?’

Voordat de man antwoord kon geven klonk het geluid van ontsnappend darmgas.

‘Gelukkig blijft het in uw geval bij gasvorming. Gelooft u mij als ik zeg dat uw ... wind door angst wordt veroorzaakt?’

De korporaal zwaaide met zijn dossier. ‘Meent u dat echt, wat hier staat?’ U ziet het he-le-maal verkeerd! Wat bent u voor zielenknijper?’

Forster trachtte een glimlach te onderdrukken. ‘Gisteren kon u plotsklaps niet zien en vanavond bent u in staat uw dossier door te lezen. Waarvan akte!’ Forster klapte langzaam en zag dat woede de overhand begon te krijgen bij 4372. ‘Zal ik een van de verplegers vragen of hij je een prostaatmassage wil geven. Ze zijn bijzonder effectief maar helaas bijzonder pijnlijk.

‘Voor bedplassers, ja. U kunt niet van me zeggen dat ik in bed plas, Herr Doktor.

‘En ik kan ook niet stellen dat je echt ziek bent. Je tijdelijke blindheid is een uiting van je diepste gevoelens. Een slechte gewoonte waar je je bewust van wordt. Je bent niet dom. In de middelste lade vind je een blikken doosje. Open het en steek er een in je mond.’

De korporaal bekeek het ronde pilletje tussen duim en wijsvinger, aarzelde even en nam het in.

‘Je hebt zojuist een onschuldig pepermuntje ingeslikt. Pseudopillen voor dito patiënten. De lichteren van geest geef ik een doosje mee voor het front, alleen te gebruiken in geval van nood. Ik heb er nooit klachten gehad, maar dat is uiteraard niet helemaal mijn verdienste. Ze zijn van het merk Fortuin uit Nederland en schijnen ook goed te zijn voor de darmfauna. Vertel me nu eens waarom je zojuist het pepermuntje in je mond stak?’

De mond van de man vormde een perfect ronde o. Hij stak zijn duim en wijsvinger in zijn mond en haalde het snoepje eruit. Verbaasd keek hij naar het ronde pepermuntje.

Forster zuchtte. ‘Je stopte de pil in je mond omdat je mij vertrouwde en …’

De man schudde met zijn hoofd. ‘Ik nam die pil omdat u het zei. Punt.’

‘Ah, je bent gevoelig voor gezag. En als ik zeg dat je uit het raam moet springen?’

Forster liet bewust een stilte vallen en zag de man twijfelen. Het feit dat hij de man op heterdaad betrapte was een goede aanleiding om door te dringen in ’s mans trauma. ‘Korporaal, we weten allebei dat je niet uit het raam gaat springen. Misschien had je de pil niet eens doorgeslikt. Misschien is dat ook de reden dat je slim genoeg was om geen kanonnenvoer te zijn. Je beseft drommels goed hoe jaloers de frontsoldaten waren op je koeriersbaantje, ver weg van de loopgraven, de kogels, de ziektes, de honger. En de dood. Totdat u geen keus meer had, nietwaar?’

Korporaal 4372 liet zich in de stoel tegenover Forster vallen en staarde langs hem heen. Forster wist dat hij een open zenuw had geraakt. ‘Nog geen vier maanden geleden werd er van je geëist om uit het spreekwoordelijke raam te springen. Je toonde leeuwenmoed en als beloning ontving je het IJzeren Kruis eerste klas.’

De man hield zijn hand voor zijn ogen en slikte. ‘Ik was de tweede koerier. De eerst aangewezene werd binnen enkele seconden na zijn vertrek uiteengereten door een Duitse granaat. Van te voren zeiden ze dat een geslaagde missie goed zou zijn voor een hoge onderscheiding.’

Hij zuchtte. ‘Ze hebben me naar buiten geduwd. Ik moest meteen rennen voor mijn leven. Kogels vloten om mijn oren en granaten sloegen links en rechts in de grond. Op goed geluk baande ik me een weg door het opspattende zand. Op het moment dat ik ons machinegeschut zag, viel ik in een grote plas modder.’

‘Alles wat ik me daarna kon herinneren was dat ik wakker werd van een klap op zijn gezicht. Ik stonk naar pis en drek. Een briesende luitenant toonde me een doorweekt stuk papier. Alleen het gedrukte briefhoofd was nog leesbaar. Ik realiseerde me dat ik in de artilleriepost was. Mijn missie was mislukt. In het ergste geval beschouwden ze me als een soldaat die zijn post had verlaten. Een deserteur.’

‘Ik lag op de grond en besefte dat ik bijna heel mijn leven de gemakkelijkste weg had gekozen. Bijna dertig, kind noch kraai. De gedachte dat ik als een gebrandmerkte lafaard voor een vuurpeloton zou komen …Ik moest kwaad te worden. Kwaad zoals ik nog nooit kwaad was geweest. Iets anders kon ik niet bedenken. De luitenant kreeg een vuurrood gezicht en spuugde meer dan hij sprak. Toen viel ik uit: “U moet ophouden met schieten! Ziet u niet dat u het commandocentrum aan het bestoken bent.”

‘Nog voor de onthutste luitenant kon reageren eiste ik om de hoogste in rang te spreken. Ik griste de onleesbare brief uit de handen van de luitenant en wist vervolgens de leiding er van te overtuigen om de kanonnen op de juiste doelen te richten.’

De korporaal keek Forster berustend aan. ‘Twee weken later ontving ik het IJzeren Kruis voor getoonde moed.’

Forster voelde iets van medelijden voor de man tegenover hem en hij vroeg zich af hoe korporaal 4372 zich kon ontwikkelen tot een modelburger, tot een aanwinst voor de nieuwe samenleving. ‘Weet je al wat je na de oorlog gaat doen, korporaal?’

Forster zag de ogen van de man groter worden en besloot het onderwerp te laten rusten. ‘Je zou me een groot plezier doen door mij het flesje uit de onderste lade te geven. Het staat niet in je dossier, maar ik vermoed dat je geen drinker bent?’

‘Ik neem een glas water,’ sprak hij berustend.

‘Straks in de nieuwe wereld, eentje zonder oorlog, draait het om vertrouwen. Vertrouwen is de verwachting dat mensen ons niet in de steek laten. Vertrouwen is daarmee de bereidheid om risico’s te nemen. Vertrouwen begint bij jezelf, korporaal. Door jezelf als held te beschouwen. Mijn jonge vakgebied weet nog niet zo goed hoe je zelfvertrouwen kunt laten groeien, hoe je in jezelf gaat geloven, korporaal … Hoe heet je eigenlijk?’

De jongeman haalde zijn neus op en herpakte zich. 
‘Hitler, Herr Doktor, Adolf Hitler.’ 

Lees verder in deel 2
 en slot van
Aufmunterung